Sinds
een paar weken ben ik helemaal om. Opgesodemieterd met dat Delftsblauwe kut
servies, het eten van Goudse kaas of hagelslag op je boterham. Weg met
boerenkool en rookworst van Unox. Ik vreet het niet meer. Nooit meer zal je mij
op klompen door de polder zien lopen met een bos tulpen onder m’n arm terwijl
ik ondertussen op m’n Iphone de laatste draaiorgel hit van Nick en Simon
uitcheck. Geen gezapige huiselijkheid meer op zondagmiddag bij oma. Een bakkie
doen we dus niet meer, ik kan het niet langer. Drop eten met je neus in de wind
op de Afsluitdijk. Ik ben het zat. Ik ben dat typisch Nederlands moe. Arno van
Columnz goes multi-culti.
Ik
was al tijden toe aan iets totaal anders, maar besefte dat nu pas. Ik zocht iets
eigenzinnigs en mystieks en ineens had ik het gevonden of beter gezegd, het had
mij gevonden. Ik liep er tegenaan op de rommelmarkt. Ik was er haast aan voorbij
gelopen, maar iets in mijn ooghoek trok mijn aandacht. Tussen alle prullaria,
verborgen achter wat babyspullen en een koperen kandelaar stond een itempje die
mijn eye catchte. Die moest ik hebben. Na een minuut of vijf kei hard
onderhandelen liep ik trots met mijn nieuwe aanwinst terug naar huis. Ik, ja ik,
was de trotse eigenaar van een heuse stenen Boeddha. Zo’n oorspronkelijk stuk
met geschiedenis had vast niemand in huis…
Al
lopende werd ik eigenlijk al zen. Dat gevoel kende ik nog niet, maar het was
zo, iets anders kon het niet zijn. Ik wilde mediteren. Het liefst in de tuin,
maar desnoods op de plee. Ineens had ik die drang. Je weet wel, lekker oosters.
Boeddhalicious. Dit is New-age. Ik voelde het aan m’n zevende chakra. Onderweg
kocht ik nog snel effe zo’n kek windgongetje om het helmaal feng-shui af te
stylen. Boeddha kende ik al wel van naast de tijdschriftenbak bij de
afhaalchinees, maar het was nooit bij me op gekomen om zo’n grijzend dikkerdje
bij mijn vijver in de tuin te installeren.
Met
Boeddha kon ik mezelf identificeren. Eindelijk een god waar ik me goed bij
voelde. De hele dag op je luie reet zitten en lachen. Zelfs al viel er niets te
lachen, lachte je nog. Gewoon onnozel met je bolle kop naar die lelie in de
vijver staren en schuddebuiken alsof er iets te lachen viel. Al had je een
kutdag, dan deed je maar alsof. Er werd hoe dan ook gelachen godverdomme, dat
stond vast. Ik had wel eens andere religies geprobeerd, maar die namen zich
allemaal veel te serieus. Dat lag me niet zo. Allah was me veel te dominant,
God te goedgelovig, Hin doet er bij mij niet zo toe en Jehova vond ik te
opdringerig.
Inmiddels
ben ik erachter gekomen dat bijna iedere Tuincentrum-, Blokker-, Xenos-, Hema-
of Ikeabezoeker iets met Boeddha heeft. Of het nu een of ander arty schilderij
in de slaapkamer is, een verjaardagskalender op het scheithuis, een
kookwekkertje in de keuken of een of ander goedkoop afgietsel in de tuin en ik
maar denken eindelijk iets aparts te hebben gevonden. Het aantal Boeddhisten
neemt wereldwijd per jaar met 1% toe, maar de merchandising met 10% lijkt wel. Sinds afgelopen weekend erger ik me daar ook stevig aan en wordt er eigenlijk ook niet meer gelachen als ik die bronzen papzak in mijn tuin zie glunderen. Stiekem verlang ik weer naar mijn stroopwafels, zegeltjes plakken, lekker klagen over van alles en nog wat, een kuiltje jus in m’n avondeten, speculaas, erwtensoep of koeien in de wei. Typische Hollandse kneuterigheid, maar o zo vertrouwd.