21.8.12

Phúc-Yau!

Om inspiratie op te doen voor een nieuwe column ben ik laatst naar het plaatsje Phùc-yau in Vietnam vertrokken. Er scheen daar iemand rond te fietsen met een schaap op z’n rug, daar wilde ik natuurlijk het fijne van weten. Allereerst wist ik niet eens dat Vietnamezen konden fietsen, laat staan dat ze zich trappend voortbewegen op twee wielen met een herkauwend hoefdier op de schouders. Dat moest ik dus met mijn eigen ogen gaan zien.

Ik had er wel een foto van bestudeerd welke ik gezien had op wtf.nl, maar dat kan natuurlijk gefotoshopt zijn. Met dat programma kunnen ze volgens mij zelfs van Viola Holt nog een lekker wijf maken… oké, oké, puntje voor jou, dat gaat misschien wat te ver, maar je snapt dat ik de drang voelde om dit fenomeen zelf te onderzoeken. Ik moest de authenticiteit kunnen vaststellen.
In Nederland maak je dat eigenlijk niet mee, even ’s-ochtends met je schaap naar de bakker fietsen voor een halfje wit, hooguit in Marnehuizen. Daar doen ze wel meer vreemde dingen met schapen. Een tijdje terug nog had Aaldrik Siepe er eentje volgeblaft op de provinciale weg. Gek genoeg keek daar niemand meer van op.  Derkje!... ik heur net det Aaldrik geminschaep hit gehad mit Leopold, die ooi van Hindrik en Tietje Grevinga”...” Valt mie nait of!, Tjakko Vinkemulder gisteren ook al toen die nie terech kon bij din raamnegerin oet Appingedam”.
Als eerste ging ik met de foto naar een drijvende markt in de Mekongdelta nabij Ho Chi Minhstad, vragen aan de kooplieden of ze de man met z’n schaap herkenden. Je zou zeggen dat het een nationale volksheld moest zijn en inderdaad, de eerste de beste tandeloze met een kek hoedje op aan wie ik de foto liet zien kukelde van enthousiasme zowat uit zijn drijvende toko. Het lukte de man nog net om z’n Vietnamese handel droog te houden.
Nhi-hu ong heette die man naar wie ik op zoek was en zijn schaap Bian-thuy, wat letterlijk geheimzinnige vriendschap betekende. Volgens de marktkoopman zaten ze al een tijdje ondergedoken in de Cú Chi tunnels vanwege alle publiciteit. Vroeger lieten ze zich regelmatig samen buiten zien, zaten ze een loempiaatje te tjappen bij de Bamboeboom in hun woonplaats en deden ze als het goed gesmaakt had een wheelie als bedankje als ze wegreden. Vonden ze geweldig die Vietnamezen. Gingen ze van klappen en zo.
Nadat ze vorig jaar de ronde van Vietnam gewonnen hadden konden ze echter niet meer fatsoenlijk over straat. Er werden T-shirts van ze verkocht, overal moesten ze handtekeningen zetten. Vietnam’s Got Talent wilde Nhi-hu Ong zelfs aanstellen als jurylid, alleen hij weigerde. Hij had genoeg van alle aandacht! Zo bijzonder was het allemaal toch niet?! Hij vertelde dat als hij een pakkendrager gehad had, hij Bian-Thuy daar wel op had meegenomen. Had Gers Pardoel daar een liedje over kunnen schrijven, maar hij had de Vietnamese pegels niet voor een pakkendrager, dus daarom fietste hij met Bian-Thuy op z’n rug.
Na een tijdje door het tunnelcomplex van Cú Chi gestruind te hebben en enkele tunnelbewoners gesproken te hebben, bleek dat ze inmiddels weer naar hun woonplaats vertrokken waren. De volgende dag kwam ik daar aan. Al na een half uurtje zag ik ze zitten in kleermakerszit voor een houten huisje op palen, zaten ze samsam een vispotje te verslinden. “Hey luitjes, kunnen jullie zo eens een stukje voor mij fietsen? Ik ben er namelijk een column over aan het schrijven”. Direct staken ze allebei hun middelvinger naar me op en zeiden: ”Phúc-Yau!” (wat vermoedelijk zoiets betekende als Fuck You!), gingen ze als de bliksem naar binnen en deden ze snel de deur dicht.

Geen opmerkingen: